Waar vind je dit dier?
Emblematisch dier van de Australische fauna. Deze hagedissen leven in de bomen en danken hun naam aan de kraag rond hun kop.
Dit is een endemische soort die alleen in Australië en het zuiden van Nieuw-Guinea voorkomt. De kraaghagedissen leven in savannebossen en ook in tropische en gematigd warme wouden. Ze brengen het grootste deel van de tijd door op stammen, in struiken en bomen.
Hoe herken je dit dier?
Hun kleur kan variëren afhankelijk van de woonplaats. Hun lichaam kan grijs, kastanjekleurig of oranjebruin zijn. De onderkant van de kraag kan oranje, geel, zwart of grijs gekleurd zijn.
Hun staart is goed voor twee derde van de totale lengte van hun lichaam. Deze hagedissen danken hun naam aan de gekleurde kraag, 'mantel' genoemd, waarvan de diameter meer dan 30 cm kan bedragen. In normale omstandigheden plakt deze kraag tegen hun nek en vormt een soort cape.
Deze kraag zou rijkelijk voorzien zijn van bloedvaten en een rol spelen bij de regeling van de lichaamstemperatuur.
De mannetjes meten doorgaans 80 tot 90 cm, de vrouwtjes ongeveer 60 cm.
Wat maakt dit dier bijzonder?
De kraaghagedissen zijn de enige vertegenwoordigers van het geslacht Chlamydosaurus.
Deze hagedissen hebben een reukorgaan, het orgaan van Jacobson genoemd, waarmee ze de verschillende geuren uit hun omgeving kunnen waarnemen.
Ze krijgen ook wel eens de bijnaam 'draak van Australië'. En terecht! Als ze zich bedreigd voelen, flappen ze hun kraag uit, zetten ze hun bek wijd open en gaan ze op hun achterpoten staan om hun tegenstander te intimideren. Ze kunnen een sissend geluid produceren, met hun staart op de grond kloppen en hun vijand zelfs bestormen.
Eigenlijk bluffen ze om er gevaarlijk uit te zien: deze Australische hagedissen zijn in werkelijkheid angstig en ongevaarlijk. "Deze hagedissen zijn zeer beweeglijk en snel. De confrontatie aangaan is niets voor hen, ze zullen steeds de voorkeur geven aan vluchten. Als ze geen indruk kunnen maken op hun tegenstander, veranderen ze van werkwijze en gaan ze op hun achterpoten staan, waarbij ze de staart gebruiken als stabilisator."
Dit is een ovipare soort. Ze planten zich voort tijdens het regenseizoen. Het vrouwtje legt dan een twaalftal eieren die ze ingraaft om ze te beschermen tegen roofdieren. De broedtijd bedraagt ongeveer 70 dagen.